De mens wordt machine, de machine wordt mens
Het samenballen van deze nanotechnologie, informatietechnologie, biotechnologie en cognitieve technologie (de zogenaamde NBIC-convergentie) heeft een directe invloed op onze persoonlijke levenssfeer. Niet alleen binnen onze samenleving, maar het grijpt zelfs in binnen ons fysieke lichaam. Volgens het Rathenau Instituut wordt de mens machine en de machine wordt mens. Dit instituut doet onderzoek naar de organisatie en ontwikkeling van het wetenschapssysteem, publiceert over maatschappelijke effecten van nieuwe technologieën en organiseert debatten over vraagstukken en dilemma’s op het gebied van wetenschap en technologie.
Intieme technologie
Het nieuwste rapport van het Rathenau Instituut heet niet voor niets ‘Intieme technologie: de slag om ons lichaam en gedrag’. Revolutionaire innovaties zoals big data, grootschalige surveillance van burgers, de inzet van drones, zorgrobots, beïnvloeding van koopgedrag door wifi-tracking, elektronica in het menselijk lichaam, opslaan en lezen van e-mailcommunicatie door vreemde mogendheden, genetische modificatie, biohacking en diepe breinstimulatie dringen onstuitbaar ons privéleven binnen.
Een mooie uitdrukking: ‘Intieme technologie’. Intiem in de zin van ‘steeds dichterbij komen’, zoals je ook meer en minder intieme vrienden en relaties hebt, maar ook krijgt de technologie zelf steeds meer menselijke trekken en wordt dus intiemer. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de zorgrobots. Onlangs stonden ‘technologie en innovatie’ in het centrum van de politieke belangstelling. Nu gebeurt dat natuurlijk wel vaker, maar deze keer werden ook de ethische aspecten daarvan behandeld.
Senator Peter Ester van de ChristenUnie vroeg minister Kamp naar aanleiding van diens brief over het innovatiebeleid (Tweede Kamer, vergaderjaar 2015- 2016, 33 009, nr 16) hoe hij ethische bezinning inbouwt in het technologie- en innovatiebeleid. Een belangrijke vraag, dunkt mij. Het is de bedoeling dat minister Kamp in het vervolg elk jaar de ethische aspecten van innovatie meeneemt in zijn 'Voortgangsrapportage Bedrijvenbeleid'.
Kostbare missers
Vragen over ethiek in techniek zijn altijd lastig te beantwoorden. Om daaraan richting te geven heeft de TU Delft in 2015 een ‘Handbook of Ethics, Values and Technical Design’ uitgegeven. Dit handboek geeft aan de hand van voorbeelden en toepassingen uit verschillende maatschappelijke sectoren richtlijnen en methoden voor het incorporeren van ethische aspecten in techniek en innovatie.
Als er onvoldoende rekening wordt gehouden met ethische en maatschappelijke vraagstukken, kunnen zelfs de interessantste innovaties mislukken. Goede voorbeelden daarvan zijn de CO2-opslag in Barendrecht, de door mij al in eerdere columns bekritiseerde ‘slimme elektriciteitsmeter’ en het elektronisch patiëntendossier. Om zulke kostbare missers te voorkomen kent het NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek) het programma Maatschappelijk Verantwoord Innoveren (MVI).
Binnen dit programma verkennen onderzoekers, samen met de betrokken stakeholders proactief de ethische en maatschappelijke vragen rondom innovaties. De MVI-benadering biedt het bedrijfsleven de mogelijkheid om innovaties succesvol te implementeren en kosten te besparen. Door ethische en maatschappelijke aspecten in de ontwikkelingsfase mee te wegen, worden latere ingewikkelde en dure aanpassingen voorkomen. Een mooi voorbeeld daarvan is een onderzoeksproject waaraan vrachtwagenfabrikant DAF meewerkt. Daarin wordt onderzocht hoe ervoor gezorgd kan worden dat technologieën om chauffeurs zuiniger en veiliger te laten rijden, ook werken in de praktijk. Deze resultaten gaan onder meer gebruikt worden in trainingen voor chauffeurs en in het ontwerp van ondersteunende rijsystemen.
Wordt de innoverende mens zelf wel een machine?
Ruud Welten, als lector Ethics & Global Citizenship verbonden aan Saxion Hogeschool Deventer, waarschuwt voor een te ruim begrip van MVO: 'MVO is geen gaarkeuken voor wereldverbeteraars, het is geen supermarché van goede bedoelingen, het is niet 'een heleboel dingen', maar slechts één ding. Het antwoord op de vraag: wat is de bijdrage van mijn bedrijf aan een goede samenleving?'. De reflectie op deze vraag is het hoofddoel van zijn lectoraat: 'in de huidige maatschappij is het ronduit onverantwoord en ongeloofwaardig om studenten zonder ethische reflectie op hun praktijk het bedrijfsleven in te sturen.' OK, maar hoe stuur je op ethische reflectie?
Creativiteit is de meest belangrijkste menselijke eigenschap. Zonder creativiteit, geen vooruitgang. Dus om te kunnen innoveren heeft een organisatie creatieve medewerkers nodig. In een artikel van Wendy van der Tol (Change & Leadership, Advisory) las ik dat mensen met een integere persoonlijkheid gemiddeld minder creatief zijn dan minder integere personen.
Deze laatsten nemen meer risico’s en hechten meer aan vrijheden (kijk naar de financiële sector). Dat betekent dus dat zonder goede controlemechanismen deze medewerkers ongeoorloofde risico’s nemen. Wat betekent dat voor een ethisch verantwoorde (innovatieve) werkomgeving?
Innoveren is geen haastklus
Hoe creëer je als werkgever zo’n werkomgeving? Daarvoor is het nodig dat de werkzaamheden uitdagend zijn en dat de medewerkers weten dat de organisatie belang heeft bij hun innovaties. Zij kunnen zelf initiatief tonen en beslissingen nemen. Zoals ik al eerder schreef is tijd om te reflecteren heel belangrijk.
Innoveren is nu eenmaal geen haastklus. Alleen als er wederzijds vertrouwen (openheid, transparantie) is, geen conflicten zijn en het mogelijk is informeel met elkaar van gedachten te wisselen, ontstaat er een werkklimaat waarin ruimte is, niet alleen voor de winst-haviken, maar ook voor de hoeders van de belangen van alle stakeholders.
Ik hoor je al zeggen: ‘Ja, dank je de koekoek. Dat gaat dus ten koste van mijn winst.’ Prof dr. Henk Volberda (EUR) geeft je daarop een duidelijk antwoord. Hij heeft namelijk onderzocht dat de ‘zachtere’ kant van innovatie essentieel is bij het boeken van resultaat. 75 procent van het concurrerend vermogen van een organisatie wordt gegenereerd door de zachtere kant. Als alfa'er verheugt mij dit. Ik begrijp dat de bèta'ers onder u hier moeite mee zullen hebben. En daarmee zitten we meteen in een 19e-eeuwse discussie tussen de filosofen Schleiermacher en Dilthey over ‘Erklären’ en ‘Verstehen’: De bètawetenschappen zijn te beperkt om het menselijk handelen te bestuderen. Causale verklaringen zijn niet genoeg , want er moet ook betekenis worden gegeven aan handelingen of producten.
Kortom: zo beschouwd ziet het er voor de innoverende mens nog wel gunstig uit. Een machine zal hij/zij nooit worden. Dat zou het einde van de innovatie zijn.