Doe je mee of niet?
De voetangels en klemmen van internationaal zakendoen

Doe je mee of niet?

Redactie Baaz
Veel Nederlanders doen wereldwijd zaken. Dat is ook logisch. Over de grens is veel meer te doen dan in eigen land. Ik ben Nederlanders van verschillende pluimage op de gekste plaatsen in de wereld tegengekomen: handelaren, diplomaten, ingenieurs, drukkers, architecten, aannemers, bierbrouwers, technici, reders, bevrachters, modeontwerpers, inkopers. Hoe ingewikkeld is dat nou, zakendoen in het buitenland?

Er zijn vele sites met do’s and don’ts. De voetangels en klemmen zijn enorm. Niet alleen de taal is vaak een onderschatte barrière, ook de zeden en gewoonten zijn vaak anders (zelfs in het naburige Duitsland). Maar je moet als internationale ondernemer ook met corrupte ambtenaren en politici dealen. Doe je mee met het ‘spel’ of laat je de knikkers liggen. Een gewetensvraag en dus een ethisch dilemma.

Voordelen

Of het nu de Grieken zijn, de Russen of Nigerianen: we hebben het beeld dat die landen het niet zo nauw nemen met de (belasting) moraal. Klopt dat beeld eigenlijk wel? Zijn Italianen en Grieken ‘van nature’ corrupter dan Zweden en Schotten, vraagt dr. Michel van Hulten zich af in zijn essay ‘Cultuur en corruptie in Civis Mundi’. Naarmate je verder naar het zuiden reist, zo vervolgt hij, neemt de corruptie toe: ‘Scandinaviërs zijn ‘schoon’ of in elk geval ‘schoner’ dan Nederlanders en Duitsers en Schotten zijn ‘schoner’ dan Engelsen. Friezen zijn ‘schoner’ dan Limburgers (….).' Binnen het vroegere Joegoslavië zijn de Slovenen in het noorden uiteraard ‘schoner’ dan de Macedoniërs in het zuiden. De Noord-Italianen zien zich als ‘schoner’ dan de Zuid-Italianen. En alle Europeanen samen zijn ‘schoner’ dan ‘de Afrikanen’!

De wetenschapper Van Hulten stelt gelukkig dat er voor deze percepties geen wetenschappelijk bewijs is. Voor hem staat vast dat corrupt gedrag ons niet aangeboren is, maar aangeleerd. En, zo vervolgt hij geruststellend, iets wat aangeleerd is kun je ook weer afleren. Transparency International brengt corruptie in kaart. Deze organisatie geeft jaarlijks een index uit van indrukken van de aanwezigheid van corruptie. De lijst wordt aangevoerd door de minst corrupte landen. Op nummer één in 2012 staat Denemarken. Nederland is (met dank aan de bouw- en vastgoedsector, de brievenbusfirma’s) gezakt naar de tiende plaats. Onderaan het lijstje bungelen Somalië, Noord-Korea, Afghanistan, Soedan, Myanmar, Uzbekistan, Turkmenistan, Irak, Venezuela en Haïti. Als je daar zaken gaat doen weet je van tevoren wat je te wachten staat. De vraag is: doe je mee of niet?

Ideele luchtfietserij

Naast corruptie spelen ook de mensenrechten een grote rol bij het internationaal zakendoen.Rampen als instortende textielfabrieken, zoals onlangs in Cambodja en Bangladesh; de slepende affaire van Shell in Nigeria, de boskap in het Amazonegebied voor hout, palmolie en soja met als gevolg de verdrijving van de autochtone bevolking, de mensenhandel in de prostitutie. Allemaal problemen veroorzaakt door de globalisering van de handel. Veel managementvragen grenzen onbewust aan de mensenrechten. Bijvoorbeeld de vraag of ons personeel uitsluitend op basis van zijn of haar competenties wordt geselecteerd, zodat de meest geschikte persoon op deze plek werkt.

Dit raakt aan het gelijkheidsbeginsel en anti-discriminatieregels: hebben de werkplekken geen nadelige invloed op de gezondheid van de werknemers? Hebben onze lokale onderaannemers en leveranciers de internationale arbeidsvoorwaarden onderschreven? Mogen de arbeiders zich organiseren in een vakbond (kinderarbeid, gedwongen werk, werkuren)? Zijn onze producten potentieel gevaarlijk voor de gezondheid van de klanten? Investeren wij onze pensioengelden in ondernemingen die betrokken zijn bij inbreuken op de mensenrechten, zoals wapenfabrikanten (clusterbommen)? Kortom allemaal vragen waar een integere internationaal ondernemer zich voor geplaatst ziet. Schuiven we deze vragen als ideële luchtfietserij aan de kant of hebben we hier te maken met een realistische praktijksituatie?

De Verenigde Naties zijn in 2008 begonnen aan een project inzake ‘business and human rights’. ABN AMRO, AKZO Nobel, Essent, KLM, Philips, Rabobank, Randstad, Shell, TNT en Unilever (tezamen het Global Compact Network Netherlands vormend) zijn vanuit dat startpunt gaan samenwerken aan het ‘Business & Human Rights Initiative’. Dit is een continu proces, waarin deze ondernemingen aandacht krijgen voor het voorkomen en verminderen van mensenrechtschendende situaties. De vier belangrijkste elementen van deze due diligence, zoals vastgelegd in het rapport in 2008 zijn: de onderneming heeft een mensenrechtenbeleid; het beoordelen van de impact op de mensenrechten door ondernemingsactiviteiten; het integreren van deze waarden en uitkomsten in de ‘corporate culture’ en managementsystemen; het controleren en rapporteren van de resultaten. Gelet op wat er momenteel werkelijk in de wereld gebeurt is het nog niet veel. Maar laten we optimistisch zijn. Laten we zeggen dat het begin is gemaakt.

Conclusie

Wat leveren deze overpeinzingen ons nu op? Blijven we dan toch maar veilig binnen de grenzen van Nederland ondernemen? Nee, natuurlijk niet. Dat kunnen we niet. ‘Onze groei moet uit het buitenland komen. Internationalisatie en innovatie zijn de twee kurken waar onze toekomstige groei op drijft. Ondernemingen moeten meer grensoverschrijdend gaan ondernemen om hun risico’s breder te kunnen spreiden. En dat buitenland moet meer zijn dan Europa alleen’, zegt Radboud de Groot van PWC. 'Het inzetten van de beste mensen is daarbij een voorwaarde. De eigen bedrijfscultuur moet centraal worden gesteld, zodat deze als ijkpunt kan fungeren voor de integratie van de diverse nationale culturen.' Hoe kun je dit ijkpunt nu objectiveren? In situaties waar een onderneming directe controle heeft, zoals binnen de eigen vestigingen of bij het vaststellen van arbeidsomstandigheden draagt een onderneming de volledige verantwoordelijkheid hiervoor.

De invloed is hier maximaal en daarmee ook de verantwoordelijkheid. In de directe zakelijke omgeving van de onderneming kan er wel invloed worden uitgeoefend en dan dient zij deze invloed ook aan te wenden. Denk daarbij aan ‘ketenverantwoordelijkheid’. H&M en C&A zijn verantwoordelijk voor de arbeidsomstandigheden waaronder zij hun kledinglijnen laten fabriceren. In de wijdere politieke en culturele omgeving neemt de ondernemer zijn verantwoordelijkheid door overheden aan te spreken op misstanden en corruptie. Of door niet te investeren, zoals Heineken destijds in Birma. Bedrijven hanteren gewoonlijk de stelregel dat zij zich houden aan de wetten van het gastland. Dat is echter in de huidige ‘global society’ niet voldoende. Ondanks bestaande cultuurverschillen kan iedere ondernemer meewerken aan een groeiende internationale en interculturele morele consensus. Naast het nastreven van winst is dat een nobel doel.

Redactie Baaz
Door: Redactie Baaz
Redactie

Redactie Baaz

Redactie