Helft van de baanvinders jonger dan 25 jaar
In het vierde kwartaal van 2022 waren 3,6 miljoen personen niet aan het werk. Van hen hadden vooral jongeren die niet werkten vanwege een opleiding of studie een kwartaal later betaald werk. Daarnaast gingen ook mensen die beschikbaar zijn voor werk en/of op zoek zijn naar werk, oftewel werklozen en semiwerklozen, relatief vaak aan het werk. Behalve leeftijd en binding met de arbeidsmarkt spelen ook andere kenmerken een rol bij het doorstromen naar werk. Dit meldt het CBS.
Uit nieuw onderzoek van het CBS op data uit de periode 2013 tot en met 2021 blijkt dat naast de binding met de arbeidsmarkt en leeftijd vooral het hebben van een arbeidsbelemmering sterk samenhangt met de doorstroom naar werk. Ook andere kenmerken spelen een rol, maar in mindere mate.
In het vierde kwartaal van 2022 hadden 3,6 miljoen personen geen werk. Deze groep bestond uit 350 duizend werklozen, 306 duizend semiwerklozen en bijna 3 miljoen mensen die om diverse redenen niet direct beschikbaar zijn voor werk en niet naar werk zoeken. Bij de werklozen is de binding met de arbeidsmarkt het grootst: ze hebben onlangs gezocht naar werk en zijn op korte termijn beschikbaar. Daarna volgen semiwerklozen, die ofwel hebben gezocht naar ofwel beschikbaar zijn voor werk, en tot slot de groep personen die niet op zoek en niet beschikbaar zijn voor werk. Dat mensen aangeven niet te zoeken en/of niet beschikbaar te zijn, wil niet zeggen dat ze in de toekomst niet aan het werk gaan.
4 op de 10 werklozen een kwartaal later aan het werk
Zo gingen van diegenen die in het vierde kwartaal van 2022 geen werk hadden, 323 duizend in het eerste kwartaal van 2023 aan het werk (9 procent). Andersom waren er ook 319 duizend werkenden die werkloos werden of uitstroomden naar de niet-beroepsbevolking.
De doorstroom van niet-werkenden naar betaald werk is het grootst onder de werklozen. Van de 350 duizend werklozen in het vierde kwartaal van 2022 hadden er 137 duizend in het eerste kwartaal van 2023 betaald werk. Dat is 39 procent. Daarmee levert een relatief klein deel van de niet-werkzame bevolking een relatief groot aandeel van de doorstroom naar werk. Ook semiwerklozen gingen relatief vaak aan het werk (20 procent), gevolgd door scholieren en studenten (19 procent). Van degenen die vanwege zorgtaken, pensioen of ziekte niet direct beschikbaar waren voor werk en niet naar werk zochten, ging gemiddeld 2 procent aan het werk.
De helft van de baanvinders jonger dan 25 jaar
Van alle personen die in het vierde kwartaal van 2022 geen werk hadden en in het eerste kwartaal van 2023 wel aan het werk waren, was 51 procent 15 tot 25 jaar. Zij vormen hiermee de grootste groep doorstromers naar werk. Hoe hoger de leeftijd, hoe kleiner de bijdrage aan de doorstroom. Jongeren stromen vooral vaak door naar werk vanuit een opleiding of werkloosheid.
Arbeidsbelemmering en andere kenmerken spelen ook een rol bij doorstroom naar werk
Uit onderzoek van het CBS op data uit de periode 2013 tot en met 2021 blijkt dat naast de binding met de arbeidsmarkt en leeftijd ook het hebben van een arbeidsbelemmering sterk samenhangt met de doorstroom naar werk. Andere kenmerken spelen in mindere mate een rol. Zo stromen vrouwen met een partner minder vaak door naar werk dan mannen met een partner en is de doorstroom naar werk lager als men langer zonder werk is of een laag onderwijsniveau heeft. Ook niet-werkenden met een buitenlandse herkomst gaan minder vaak aan het werk. Personen die eerder hebben gewerkt, of die een huishouden vormen met een werkende partner, hebben juist een grotere doorstroom naar werk.