Nederlands onbenut arbeidspersoneel zou best in de zorg- en onderwijssector willen werken
Juist de sectoren waar op dit moment een schreeuwend tekort aan personeel is, blijken aantrekkelijk te zijn onder het Nederlands onbenut arbeidspotentieel. De zorg (23%) en het onderwijs (18%) worden door deze groep aangewezen als dé branches waar men (meer uren) zou willen werken. Dit blijkt uit onderzoek van Pro Contact waarin in totaal 508 Nederlanders zijn bevraagd die vallen onder de officiële definitie van onbenut arbeidspotentieel. In het onderzoek is ook onderscheid gemaakt tussen kortdurend (minder dan een jaar geen betaalde baan) en langdurig werklozen (langer dan een jaar geen betaalde baan). Opvallend is dat langdurig werklozen een baan in de logistiek aantrekkelijk lijken (15%). Een sector die op dit moment enorm onder druk staat door de wereldwijde tekorten aan chauffeurs.
“De zorgsector staat al jaren onder druk door het tekort aan handen, evenals het onderwijs. Recentelijk staan ook de kinderopvang en de logistieke sector in de belangstelling als het gaat om personeelsbezetting”, zegt Willem Bos, creatief directeur bij Pro Contact en initiatiefnemer van het onderzoek. “Des te gewilder is het onbenut arbeidspersoneel. Zij zijn een belangrijk onderdeel van de oplossing. Deze 1,1 miljoen Nederlanders staan op dit moment aan de zijlijn en zijn hard nodig. Sterker nog, uit ons onderzoek blijkt dat ze ook aan de bak willen.” De mate van bereidheid om een baan te vinden of meer uur te werken blijkt uit het feit dat bijna de helft (46%) werk zou willen doen onder zijn of haar niveau. Langdurig werklozen zijn daar iets meer toebereid (54%) dan kortdurend werklozen (47%).
Aansporen om aan het werk te gaan
Aan het onbenut arbeidspersoneel is ook gevraagd wat hen zou aansporen om weer of meer aan het werk te gaan. Het bieden van een goed salaris (50%), flexibel in te delen werk (47%) en iemand persoonlijk benaderen om te komen werken (25%) zijn de meest genoemde factoren.
Willem Bos: “Ik denk dat het voor veel bedrijven een doorn in het oog is dat er zo’n grote groep op de bank zit, terwijl ze staan te springen om extra personeel. Misschien wel extra frustrerend om te concluderen dat deze groep bereidwillig is om de handen uit de mouwen te steken in noodlijdende sectoren. We moeten echt serieus gaan kijken naar de manier om hen in beweging te krijgen. Een persoonlijke benadering zou een goede eerste stap kunnen zijn. Maar we moeten ook kritischer zijn op de manier waarop we werk indelen en de hoogte van salarissen.”