Vermogensverschil tussen huishoudens kleiner bij meetellen pensioenvermogen

Vermogensverschil tussen huishoudens kleiner bij meetellen pensioenvermogen

Redactie Baaz

Huishoudens in Nederland hadden in 2021 gemiddeld 152 duizend aan pensioenvermogen. Het vermogen zonder pensioen bedroeg gemiddeld 261 duizend euro. Het pensioenvermogen maakt dus 37 procent uit van het vermogen. Het meetellen van pensioenvermogens vermindert de vermogensongelijkheid tussen huishoudens. Dat blijkt uit CBS-analyses op pensioenvermogens van huishoudens in Nederland.

Pensioenvermogen dat is opgebouwd via pensioenfondsen telt niet mee in reguliere statistieken over het vermogen van huishoudens. Dat is omdat mensen hun pensioenvermogen niet direct in handen hebben en het ook niet aan iemand anders kunnen geven. 

Vergeleken met 2011 is het gemiddeld vermogen zonder pensioen gestegen, vooral door de stijging van de huizenprijzen na 2014. Het gemiddelde pensioenvermogen is in die tijd niet toegenomen. Dat komt vooral doordat pensioenvermogens niet of beperkt geïndexeerd werden. 

Grote verschuivingen door pensioenvermogen

Als het pensioenvermogen niet meetelt, hadden bijna 4 op de 10 huishoudens minder dan 25 duizend euro aan vermogen in 2021. Telt het pensioenvermogen wel mee, dan ging het om ruim 2 op de 10.  Voor een deel bestaat de groep uit huishoudens die (nog) geen pensioenvermogen hebben (10 procent van alle huishoudens). Ook aan de bovenkant waren er grote verschuivingen. Zonder pensioenvermogen had ruim 1 op de 10 huishoudens een vermogen van meer dan een half miljoen euro. Met pensioenvermogen was dat een kwart van de huishoudens. 

Meeste pensioenvermogen bij 55- tot 75-jarigen

Pensioen wordt opgebouwd tijdens het werkzame leven. Huishoudens met een hoofdkostwinner van 55 tot 75 jaar hadden in 2021 met gemiddeld 276 duizend euro het meeste pensioenvermogen. Bij hen maakt het pensioenvermogen 43 procent van het gehele vermogen uit. In jongere en oudere leeftijdsgroepen is dat minder. Zo ging het bij 25- tot 35-jarigen en ook bij 75- tot 85-jarigen om een kwart van het vermogen. De jongere generaties moeten hun pensioen nog verder opbouwen. In de oudere generaties speelt mee dat vrouwen minder pensioen hebben opgebouwd. Dat komt doordat zij nooit betaald werk hebben gedaan of in deeltijd  hebben gewerkt. Ook hebben de oudste generaties hun pensioen al voor een groot deel opgebruikt. 

Pensioenvermogen verlaagt vermogensongelijkheid

De ongelijkheid in vermogen tussen huishoudens is kleiner als het pensioenvermogen meetelt. Zonder pensioenvermogen had de 10 procent meest vermogende huishoudens in 2021 59 procent van het totale vermogen. Mét pensioenvermogens was dat minder dan de helft, namelijk 48 procent. 

De ongelijkheid kan met de Gini-coëfficiënt uitgedrukt worden in één getal, dat ligt tussen 0 en 1. Een coëfficiënt van 0 betekent dat ieder huishouden evenveel vermogen heeft, met een coëfficiënt van 1 heeft één huishouden alles. In 2021 was de Gini-coëfficiënt van het vermogen exclusief pensioen 0,74. Inclusief pensioenvermogen is dat bijna 0,10 lager. Veel huishoudens met weinig of geen vermogen hebben wel pensioenvermogen. Bij de meer vermogende huishoudens is het totale vermogen uiteraard ook hoger als pensioen meetelt, maar het verschil tussen huishoudens aan de onderkant en de bovenkant wordt in verhouding kleiner door het pensioenvermogen.

Foto © CBS / Alrik Swagerman

 

Redactie Baaz
Door: Redactie Baaz
Redactie

Redactie Baaz

Redactie