Convenanten-trucs volgens Koos Hoogland
De overheid en het bedrijfsleven, maar ook andere sectoren - zoals de zorg, de publieke omroep en het onderwijs - maken vaak gebruik van een specifiek Hollandse onderhandelingscultuur, ook wel ‘polderen’ genaamd.
Hoewel ‘polderen’ eeuwenoud is (boeren, edelen, stedelingen en overige burgers werkten samen om dijken te bouwen en zo droge voeten te houden), heeft de afgelopen decennia het ‘polderen’ in Nederland een grote vlucht genomen. Verschillende partijen (werkgevers, vakbonden en overheid) kregen het inzicht dat het beter was te onderhandelen op basis van het streven naar een win-winscenario in plaats van publiekelijk harde standpunten uit te wisselen. Het onderhandelingsmodel wordt veelal toegepast voor het overleg over beleid en regelgeving tussen bedrijven, verschillende belangenorganisaties (VNO-NCW, vakbonden, ngo’s) en de overheid.
Jarenlang wordt er onderhandeld over allerlei convenanten (op alfabetische volgorde: banken, basismetaalindustrie, duurzaam bosbeheer, duurzame energie, goud, kleding en textiel, landen tuinbouw, natuursteen, pensioenen, plantaardige eiwitten, sierteelt, statiegeld, toerisme, verzekeringen en voeding). Dit zijn afspraken van de overheid met partijen over beleid, intenties en samenwerking. Soms gebeurt dit omdat reguliere middelen niet effectief zouden blijken, maar vaker omdat polderen nu eenmaal in onze genen zit.
Is zo’n convenant nu een herenakkoord, een intentieovereenkomst of een (publiekprivate) samenwerkingsovereenkomst? Daar zit juridisch nogal een verschil tussen. Als er alleen zachte afspraken worden vastgelegd (inspannen of samenwerken), dan is het resultaat bijna onmogelijk te controleren, te beoordelen, laat staan af te dwingen. Slechts harde afspraken (concrete resultaten) zijn te controleren.
Verstandige overeenkomst
Het resultaat van de onderhandelingen moet dus altijd een ‘verstandige overeenkomst’ opleveren. Een verstandige overeenkomst is een overeenkomst die zover mogelijk (i) aan de legitieme belangen van elke zijde voldoet, (ii) die de conflicten oplost, (iii) duurzaam is en (iv) rekening houdt met de belangen van de betrokkenen/stakeholders; (v) die efficiënt is en (vi) de relatie moet verbeteren, of in elk geval niet moet beschadigen.
Het standaardwerk voor iedere onderhandelaar (en welke ondernemer is dat nou niet) is het boek ‘Getting to yes’ van Roger Fisher and William Ury. In de politiek, net als op de paardenmarkt en in het bedrijfsleven, komt het op vertrouwen aan. Geen draaikonterij, geen rad voor de ogen, staan voor wat je zegt, belofte maakt schuld. Kom daar nog maar eens om in Den Haag.
Kortom, ‘polderen’ kent alleen maar positieve resultaten. Helaas blijkt dat niet altijd het geval te zijn. Er kleven wel degelijk negatieve gevolgen aan. Wat zijn dan de schaduwkanten van al dat polderen?
Duurzame beloftes
Het bedrijfsleven, de multinationals voorop, maakt goede sier met dit convenantensysteem vol duurzame beloftes. Een kleine greep: geen kinderarbeid, onveilige ateliers, geen vakbondsrechten (kleding en textiel). Gelooft u het? Geen investeringen in cacao en palmolie (banken), kinderarbeid in mijnen (goud), misstanden in de productieketen, duurzame productie plantaardige eiwitten (voeding)... Elke dag raak!
Voldoen de FSC- en PEFC-keurmerken aan de richtlijnen van de VN, de OESO, ILO (Bosbeheer)? De burger wordt met al deze oncontroleerbare beloftes in slaap gesust en het bedrijfsleven (en de politiek) koopt hiermee speeltijd. Eerst uitgebreid onderzoek naar de (vaak in eerste instantie door het bedrijfsleven gebagatelliseerde) misstanden, dan jarenlang onderhandelen over wat er nu eigenlijk moet gebeuren, daarna met veel aplomb afgerond middels de ondertekening van het convenant (publiciteit: kijk eens hoe goed we zijn), en tenslotte na enige jaren een evaluatie waaruit blijkt dat de problemen nog ongeveer hetzelfde zijn gebleven. Dit is in mijn woorden de conclusie van de Sociaal Economische Raad (SER).
Wanprestatie
De SER, bij monde van haar voorzitter Mariëtte Hamer, heeft onlangs in een voortgangsrapportage gezegd dat deelnemers niet hun beloften, zoals in het convenant verwoord, waarmaken. Partijen leveren niet conform de afspraak. Ze maken onvoldoende tijd, capaciteit en financiële middelen vrij om afspraken werkelijk te kunnen nakomen. Kortom: wanprestatie! Er moeten, zo stelt ze, veel hardere afspraken worden gemaakt. Een man een man, een woord een woord. Dat geldt voor Den Haag en evenzo voor onze multinationals.
Met trucjes winnen we het vertrouwen van de kritische burger niet terug. De burger heeft toch al de indruk dat de multinationals de politiek in hun zak hebben. Denk bijvoorbeeld aan de afschaffing dividendbelasting op verzoek, door de Belastingdienst gesanctioneerde uitkeringen via belastingparadijzen en het middels vage afspraken en contracten wegduiken voor de aardbevingsschade.
Trucjes zijn, volgens de Van Dale, bijzondere manieren van zeggen of doen om op een handige of slinkse wijze iets te bereiken of te verkrijgen; leugenachtige praatjes. In dit geval: meer tijd en nog meer winst. De Convenantentruc is daar een goed voorbeeld van.