Gemeenten begroten 13,3 miljard euro aan heffingsopbrengsten in 2024
Gemeenten verwachten dit jaar 13,3 miljard euro te ontvangen uit heffingen. Dat is 8,5 procent meer dan voor 2023 werd begroot en de grootste toename sinds 2007. Dit meldt het CBS op basis van onderzoek naar de gemeentelijke begrotingen van 2024.
De onroerendezaakbelasting (ozb), de afvalstoffenheffing, de rioolheffing en de parkeergelden zijn de vier heffingen die het meest opbrengen. Deze vier heffingen zijn in 2024 goed voor 85,1 procent van de begrote heffingsopbrengsten. Andere gemeentelijke heffingen zijn onder meer de toeristenbelasting, de overige belastingen, bouwleges, secretarieleges (leges voor onder andere rijbewijzen, reisdocumenten en huwelijken) en overige leges.
De begrote opbrengsten uit de gemeentelijke heffingen wijken altijd iets af van de realisaties in de jaarrekeningen. De begrote opbrengsten uit de ozb, de afvalstoffenheffing en de rioolheffing liggen doorgaans in lijn met de realisaties. De opbrengsten uit vooral bouwleges en de toeristenbelasting zijn voor gemeenten lastiger te ramen. De onderzochte begrotingen zijn door de gemeenten opgesteld voor 15 november 2023. De jaarrekening van 2022 is de laatst beschikbare realisatie.
Ozb-opbrengsten 7,5 procent hoger
Voor 2024 hebben de Nederlandse gemeenten 5,5 miljard euro aan ozb-opbrengsten begroot. Dit is 7,5 procent meer dan een jaar eerder. Deze stijging is vrijwel even groot als een jaar eerder. De procentuele stijging van de opbrengsten uit de ozb voor niet-woningen is met 8,4 procent groter dan die van de opbrengsten uit de ozb voor woningen (6,6 procent).
Van de vier grote steden stegen de ozb-opbrengsten in Rotterdam het sterkst met 13,4 procent. In Amsterdam (ruim 5 procent), Den Haag (ruim 5 procent) en Utrecht (bijna 7 procent) was de stijging van de ozb-opbrengsten lager dan gemiddeld in Nederland.
De inkomsten uit de onroerendezaakbelasting behoren tot de algemene middelen van een gemeente en zijn derhalve vrij besteedbaar.
Bijna een vijfde van de begrote heffingsopbrengsten betreft de afvalstoffenheffing. In 2024 stijgt de verwachte opbrengst van de afvalstoffenheffing met 6,3 procent. Dit is bijna een procentpunt meer toename dan een jaar eerder. De opbrengst uit de rioolheffing neemt toe met 6,6 procent. Ook in 2023 begrootten gemeenten een toename, toen met 4,5 procent. De stijging van de opbrengsten hangt samen met de gestegen kosten van het onderhoud en beheer van de riolering en de afvalverwerking. Daarnaast spelen zaken als de toename van het aantal gebouwen en mogelijk het klimaatbestendig maken van de riolering mee. In tegenstelling tot de ozb-opbrengsten zijn de opbrengsten uit de afvalstoffenheffing en de rioolheffing niet vrij besteedbaar en mogen deze niet hoger zijn dan de kosten van de afvalverwerking en de riolering.
De begrote opbrengst van parkeerheffingen stijgt in 2024 naar verwachting met bijna 11 procent tot ruim 1,3 miljard euro. De stijging van 130 miljoen euro voor alle gemeenten tezamen is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan Amsterdam (+39,4 miljoen euro), Rotterdam (+37,3 miljoen euro) en Utrecht (+14,2 miljoen euro).
Opbrengst secretarieleges stijgt met meer dan 52 procent
Voor 2024 hebben alle gemeenten tezamen voor 328 miljoen euro aan opbrengst uit secretarieleges begroot. Hiermee stijgt de opbrengst met 52,1 procent ten opzichte van een jaar eerder. Van alle heffingen is dit de grootste procentuele toename. De sterke toename wordt veroorzaakt doordat gemeenten een forse stijging verwachten in 2024 in het aantal aanvragen voor paspoorten en identiteitskaarten. In 2014 is namelijk de geldigheidsduur van deze documenten aangepast van 5 naar 10 jaar. Dit zorgde ervoor dat er in 2019 tot en met 2023 weinig nieuwe documenten werden aangevraagd. Vanaf 2024 verlopen de eerste documenten met 10-jarige geldigheid. 95 procent van alle gemeenten verwacht een toename van de opbrengsten uit secretarieleges. In de vier grote steden varieert de verwachte stijging van de secretarieleges tussen de 53 en 71 procent.
Begrote opbrengst uit toeristenbelasting een kwart hoger
De gemeenten verwachten in 2024 voor 538 miljoen euro aan opbrengsten uit de toeristenbelasting binnen te halen. Dit is 110 miljoen euro meer dan in 2023. De stijging komt vooral door Amsterdam. De hoofdstad verwacht in 2024 voor 242,5 miljoen euro aan toeristenbelasting binnen te halen, een toename van 47 procent ten opzichte van een jaar eerder. Zowel de tarieven voor hotelovernachtingen als het tarief voor cruisepassagiers en de vermakelijkhedenretributie (VMR) voor bezoekers op een rondvaartboot stijgen. Op een tweede plek met het hoogste begrote bedrag aan toeristenbelasting staat de gemeente Rotterdam. Hier stijgt de opbrengst ook, maar minder hard, met 23,2 procent tot 16,8 miljoen euro.
In andere toeristische gebieden, zoals de Waddeneilanden, bedraagt de gezamenlijk begrote toename bijna 16 procent, lager dan het landelijk gemiddelde. De Waddeneilanden verwachten tezamen 20,9 miljoen euro aan toeristenbelasting te innen voor 2024.
De overige belastingen bestaan uit de hondenbelasting, de forensenbelasting, de baatbelasting, de reclamebelasting, de roerendezaakbelasting en de BIZ-bijdrage. De overige leges betreffen onder meer APV-ontheffingen en marktgelden.
De overige belastingen bestaan uit de hondenbelasting, de forensenbelasting, de baatbelasting, de reclamebelasting, de roerendezaakbelasting en de BIZ-bijdrage. De overige leges betreffen onder meer APV-ontheffingen en marktgelden.
Lagere opbrengst uit overige belastingen
Niet alle gemeentelijke heffingen laten een toename zien in 2024. Gemeenten verwachten voor 2024 minder inkomsten binnen te halen uit de overige belastingen. Het bedrag dat begroot is daalt van 141 miljoen naar 138 miljoen euro. In de jaren 2023, 2022 en 2021 was het bedrag vrijwel gelijk gebleven.
Overige belastingen die gemeenten heffen zijn onder andere de forensen-, honden-, baat- en reclamebelasting. De verwachte daling komt onder andere doordat steeds meer gemeenten de hondenbelasting afschaffen. De begrote inkomsten uit de hondenbelasting vormen een kwart van het totaalbedrag uit overige belastingen.