Ruime meerderheid werknemers zorg en welzijn heeft plezier in het werk
Werknemers in de bedrijfstak zorg en welzijn zijn over het algemeen tevreden met hun werk. In grote meerderheid zijn ze ook enthousiast over hun baan en vinden ze hun werk inhoudelijk leuk. Dit meldt het CBS op basis van de Werknemersenquête, die het CBS in het kader van het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn uitvoert.
Het CBS onderzocht het werkplezier in de bedrijfstak zorg en welzijn door te vragen naar verschillende aspecten daarvan. Eind 2022 gaf ruim drie kwart (76 procent) aan tevreden te zijn met het werk. Een ongeveer even groot aandeel (77 procent) zei enthousiast te zijn, en 90 procent vond het werk inhoudelijk leuk.
In de afgelopen jaren is dit beeld niet veel veranderd. De tevredenheid veranderde door de tijd nog het meest: eind 2020 waren zorg- en welzijnswerkers meer tevreden over het werk dan het jaar ervoor. Vervolgens nam de tevredenheid weer iets af. Deze ontwikkeling is overigens te zien in meerdere bedrijfstakken, waar de werknemerstevredenheid elk jaar wordt gepeild met de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden.
Merendeel werkzaam in zorg- en welzijnsberoep
De ruime meerderheid (70 procent) van de werknemers in zorg en welzijn werkte eind 2022 in zorg- en welzijnsberoepen, zoals (basis)verpleegkundigen, verzorgenden, groeps- en woonbegeleiders, en doktersassistenten.
Daarnaast ging het om bedrijfseconomische en technische beroepen (9 procent), zoals administratief personeel en medisch secretaressen, en pedagogische beroepen (8 procent), zoals pedagogisch medewerkers in de kinderopvang. Bijna 6 procent werkte in een dienstverlenend beroep, zoals huishoudelijke hulp, en ruim 2 procent als manager.
Bij de zorg- en welzijnsberoepen en de pedagogische beroepen gaat het veelal om cliëntgebonden functies. Werknemers in die beroepen hebben rechtstreeks contact met de mensen die een beroep doen op zorg. Van de dienstverlenende beroepen was iets meer dan de helft cliëntgebonden, terwijl de bedrijfseconomische en technische beroepen en ook de managementfunctie niet-cliëntgebonden zijn.
In cliëntgebonden functie vaker inhoudelijk leuk werk
Werknemers in cliëntgebonden beroepen waren eind 2022 minder vaak tevreden over het werk dan degenen in een niet-cliëntgebonden beroep (75 tegen 79 procent), maar gaven wel vaker aan dat ze inhoudelijk leuk werk hebben (91 tegen 87 procent). Ze waren ook vaker enthousiast over hun baan (78 tegen 76 procent).
Managers meest positief over werk
Managers in zorg en welzijn waren over alle drie de beschreven aspecten van werkplezier positiever dan gemiddeld in de bedrijfstak.
In de zorg- en welzijnsberoepen waren werknemers iets minder dan gemiddeld tevreden over het werk, maar juist meer dan gemiddeld enthousiast. Ook vonden ze hun werk meer dan gemiddeld inhoudelijk leuk. Binnen deze beroepsklasse waren artsen, therapeuten en gespecialiseerd verpleegkundigen over alle drie deze aspecten positiever dan gemiddeld, net als jeugdzorgwerkers. Doktersassistenten daarentegen waren minder tevreden over hun werk en ook minder enthousiast over hun baan. Dit laatste geldt ook voor basisverpleegkundigen.
In de dienstverlenende beroepen, zoals huishoudelijke hulpen, zijn werknemers meer dan gemiddeld tevreden over hun werk, maar minder enthousiast over hun baan. Ook vinden ze hun werk minder dan gemiddeld inhoudelijk leuk. Ditzelfde geldt voor de mensen in bedrijfseconomische en administratieve beroepen. Werknemers in de pedagogische beroepen vinden meer dan gemiddeld dat ze inhoudelijk leuk werk hebben.
8 op de 10 werknemers niet op zoek naar ander werk
In de bedrijfstak zorg en welzijn werken circa 1,4 miljoen werknemers. Zij zijn gemiddeld tien jaar bij hun huidige werkgever in dienst. Ruim 81 procent gaf in het voorjaar van 2022 (de meeste recente cijfers) aan niet actief op zoek te zijn naar ander werk.
Bijna twee derde (64 procent) gaf aan niet meer of minder uren te willen werken. Werknemers in bedrijfseconomische en administratieve beroepen werkten gemiddeld het langst bij hun huidige werkgever (12 jaar), en waren net als degenen in dienstverlenende beroepen, het minst vaak op zoek naar een andere baan (respectievelijk 85 en 86 procent). Vooral managers in zorg en welzijn wilden niet meer of minder uren werken (76 procent).